Filantropische instellingen in Zandvoort
door Folkert Bloeme

De aantrekkingskracht van zon, zee en duinen, Gezondheids- en Vacantiekolonies in Zandvoort.

Inleiding.
Een aantal artikelen van dokter S. Coronel o.a. in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde en in het Handelsblad in 1882 wordt gezien als de aanleiding tot het ontstaan van z.g.n. Gezondheids- en Vacantiekolonies voor kinderen in Nederland.(1) S. Coronel, als huisarts achtereenvolgens werkzaam in Middelburg, Amsterdam en Leeuwarden, kwam veelvuldig in aanraking met de woon- en werkomstandigheden van zijn patiënten, waaronder ook die van arbeiders. Hij publiceerde hier regelmatig over en werd gaandeweg een autoriteit op het gebied van de sociale omstandigheden. Zijn rapporten zijn mede aanleiding geweest tot de totstandkoming van het Kinderwetje van Van Houten in 1874. De vooraanstaande arts en regeringsadviseur pleitte ervoor om naar buitenlands voorbeeld “herstellingsoorden” op te richten voor verzwakte, armoedige schoolkinderen. Dergelijke oorden konden volgens hem dienen als vakantiekampen voor kinderen waarvan de gezondheid werd bedreigd. Deze huizen waren specifiek bedoeld voor schoolkinderen met een zwakke gezondheid. Kinderen konden daar aansterken waardoor er een preventieve uitwerking vanuit ging ter voorkoming van de onder de jeugd veel voorkomende ziekten als tuberculose, bloedarmoede en bronchitis. Een nevendoelstelling van de kinderuitzending vormde het aanleren van nette omgangsvormen en het bijbrengen van de beginselen van persoonlijke hygiëne. Voor veel kinderen was dit de eerste kennismaken met een stuk zeep en een tandenborstel. Dit alles vond plaats in een geïsoleerde omgeving waar geen of zeer beperkt contact met de ouders mocht zijn daar “de onbeschaafde invloed van de merendeels tot de stedelijke arbeidersklasse behorende ouders” gevreesd werd.

Door Dr.Coronel werd in één van die artikelen in het Handelsblad het vermogende en weldadige deel van de Amsterdamse bevolking opgeroepen om een organisatie in het leven te roepen om onderkomens te realiseren “waar uitsluitend kinderen van de min- en onvermogende klassen een veilig en gezond toevluchtsoord zouden kunnen vinden”. Een rijke Haarlemse dame stelde een huis in Zandvoort beschikbaar voor armoedige schoolkinderen uit die stad. Daarna ontstonden ook op diverse andere plaatsen in ons land dergelijke koloniehuizen, in eigendom of werden deze gehuurd.

De gezonde omgeving aan de kust en de geneeskundige werking welke werd toegeschreven aan het nemen van zeebaden leidde ertoe dat er in Zandvoort talloze verschillende kinderhuizen ontstonden. Het merendeel had een commerciële functie maar een aantal kinderhuizen werd gesticht en instant gehouden door particuliere giften. Dit waren filantropische instellingen. Al jaren voor de hierboven genoemde initiatieven was er in Zandvoort reeds een inrichting gebouwd speciaal bestemd voor minvermogenden zieke kinderen en volwassenen, het “Badhuis voor Minvermogenden

Dit artikel gaat over filantropische instellingen in Zandvoort tot de begin jaren ’50 van de vorige eeuw.
- Het Badhuis voor Minvermogenden/Badhuis Zeeduin.
- De Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheid- en Vakantiekolonies.
- Het Haarlemsche Kinderhuis.
- Frisia / Groot Kijkduin.
- De Clara Stichting.
- Landelijke ontwikkelingen en lokale gevolgen.


Archief: W.Drommel
Het Badhuis voor Minvermogenden.
De Amsterdamse hoogleraar C.B. Tilanus, “getroffen door de schoone resultaten die het genot van zeelucht en zeebad bij verschillende ziektetoestanden opleverde” nam het initiatief om een badhuis voor minvermogenden in Zandvoort te gaan bouwen. Doel van het initiatief was het oprichten van een inrichting voor diegenen “ die de gasthuizen vullen en zoo weinig door medicijnen en geneeskundige behandeling vooruitgaan, omdat hun sociale toestand hen de eerste hoofdvoorwaarden voor een gezond leven onthoudt” (2). De medicus Tilanus spoorde de plaatselijke geneesheer dr. C. Smit aan om alles in het werk te stellen om een inrichting aan het strand te bouwen waar minvermogenden patiënten, verzekerd van een goede verpleging en goed voedsel tegen een redelijke prijs, enige weken aan het heerlijke strand en in een schone en stofvrije lucht konden vertoeven en genezing konden vinden door het versterkende zeebad.

Dr C.Smit en de Zandvoortse predikant Ds Swalué waren instaat om van de in Zandvoort aanwezige badgasten verschillende financiële toezeggingen te krijgen en door beiden werden andere geïnteresseerde heren van stand uit Haarlem en Amsterdam gevraagd om in het project te participeren. Tijdens een vergadering in Haarlem werd aan hen gevraagd om mee te werken om een badhuis voor minvermogenden in Zandvoort te stichten. De genodigden voor deze vergadering waren de heren Mr. C.A. Crommelin, Mr. H.S. van Lennep, beiden uit Amsterdam, Jhr H.G. Barnaart ( heer van Zandvoort), H.A. Crommelin en C.J.G. de Rooij uit Haarlem en de burgemeester van Zandvoort C.H. Enschedé.

Tijdens deze vergadering op 25 juni 1869 nam men het definitieve besluit om het badhuis te gaan oprichten en voor dit doel gelden in te zamelen. De heer Barnaart liet tijdens deze vergadering weten dat hij de noodzakelijk grond voor het badhuis middels erfpacht beschikbaar zou stellen waarna de heren aan de slag gingen. De actie liep bijzonder voorspoedig en al aan het eind van dat jaar was al fl 18.900,- toegezegd. Dit bedrag groeide tot fl 24.000,-, voldoende om met de voorbereidingen voor de bouw te starten. Het bestuur benaderde daarvoor de Amsterdamse architect S.W. van Rouendal voor het maken van een ontwerp en hij leverde belangeloos de noodzakelijke tekeningen en het bestek voor het gebouw, waarna de aannemers de heren Staa en Fobbe het werk aannamen.


Zandvoort rond 1880.
Links boven het Badhuis voor Minvermogenden en het pension voor vrouwen en kinderen van mejuffrouw M. A. Wolterbeek Villa Maris, het latere hotel Beau Site (3)


Op 15 juli 1871 was het gebouw voltooid en ingericht en twee dagen later arriveerden de eerste patiënten. Het badhuis voor minvermogenden in Zandvoort was een unicum in Nederland en er zouden er meer volgen. Elf jaar later werd er gemeld dat er reeds zeven van dergelijke oorden waren gebouwd, waarvan één in aanbouw. Vier aan zee, in Zandvoort, Scheveningen en 2 in Wijk aan Zee en nog eens vier in de bossen.
Badhuis in originele staat: FreeWeb W.Drommel.

Het badhuis had ook de interesse van H.M Koningin Sophia. Zij reisde op 11 september 1873 naar Zandvoort af om de inrichting te bezoeken en een bedrag te schenken van fl 300,-. Al snel nadat het huis in gebruik was genomen bleek dat het te klein was. De ruimten waren berekend op 40 patiënten maar soms waren er 60 aanwezig. Ook ontstond de behoefte aan een was- en werkhuis en om deze uitbreiding mogelijk te maken werd een lening afgesloten. Ondanks deze uitbreiding werd 10 jaar later geconstateerd dat het aantal aanvragen voor een verblijf vele maken groter was dan het aantal plaatsen (4). In de eerste elf jaar werden er 691 personen gedurende de zomermaanden opgenomen waaronder 342 kinderen van 2 tot 16 jaar. Om in aanmerking te komen voor een verblijf in het badhuis voor minvermogenden golden de volgende voorwaarden. De kinderen moesten zindelijk zijn, de ziekte van dien aard dat herstel of verbetering bereikt kon worden door het nemen van zeebaden, schone lucht en goede voeding. Ook dienden de patiënten bij aankomst te beschikken over 3 stel ondergoed, behoorlijke kleding en schoeisel. Voor een verblijf golden toen de volgende tarieven t.w.ƒ 1,20 per etmaal voor particulieren en 90 cent voor patiënten die door een gemeente of liefdadige stichting in de gelegenheid werden gesteld om in het badhuis te verblijven. Voor genoemd bedrag werd verder alles verstrekt ook de medische behandeling en de noodzakelijke geneesmiddelen. Naast genoemde bijdragen werd een belangrijk deel van de kosten gedekt door bijdragen van welgestelden en uit de verkoop van artikelen vanuit de in 1873 geopende Bazar in de Kerkstraat.


Het linker pand was de Bazar. Op de gevel stond vermeld: “ Bazar ter Voordeele van het Badhuis voor Minvermogenden” Vermoedelijk op 26 april 1881 startte de firma Bakels hun Bazar in dit pand. Later verhuisde de firma naar een aantal ander panden in de Kerkstraat maar zij bleven de naam Bazar gebruiken. Het pand is in de 2e wereldoorlog afgebroken en was gelegen op de hoek Kerkstraat / Burenweg. Foto Zandvoorts Museum.

Patiënten die werden opgenomen leden aan diverse ziekte, van huidaandoening tot gewrichtsklachten. Voor elke ziekte werd een aparte behandeling voorgeschreven. De algemene behandeling bestond in de eerste 6 a 8 dagen uit de zorg voor reinheid, acclimatisatie, goede voeding, dagelijks een huisbad, verblijf in de open lucht, wandelen en spelen. Dagelijks werd er om zeven uur ontbeten met tarwebrood en enig roggebrood, koffie, melk en indien noodzakelijk eieren. De lunch om twaalf uur bestond uit twee ons vlees (meestal runder) groenten, aardappelen (beperkt), rijst, gort, erwten (grauwe kapucijnen, bruine boonen genuttigd en in de namiddag stond er brood met koffie en melk op het programma. De dag werd s’avonds afgesloten met karne- en zoetemelkspap.


Bad Courant1881

Dr. S. Coronel bezocht het badhuis in 1882 en meldde dat men na verloop van de eerste week verbaasd was over de positieve resultaten welke waren geboekt door de goede voeding, de lichamelijke verzorging en het verblijf in de openlucht; hetgeen vooral merkbaar was bij kinderen die normaliter in vochtige woningen leefden. De kinderen kregen elke middag een aantal uren les en diegene die daartoe instaat waren gingen daarna onder begeleiding de duinen in of speelden op het strand.

Organisatie.
De dagelijkse leiding van het badhuis was vanaf de opening in 1871 tot 1882 in handen van mejuffrouw M.A. Wolterbeek, directrice en de Zandvoortse geneesheer Dr C,Smit, die alle werkzaamheden belangeloos verrichtte. Het personeel bestond in de zomermaanden uit een huismeester, diens vrouw, badmannen en vrouwen en verder dienstpersoneel. In 1881 werd de toen al 73 jarige Dr. C. Smit ernstig ziek en moest hij zijn werkzaamheden als arts staken. De dokter werd opgevolgd door Dr H. ten Cate Hoedemaker, in de winter kuurarts in Davos en in 1883 werd dokter C.A. Gerke bereid gevonden om de functie van geneesheer te aanvaarden.

De directrice mej M.A.Wolterbeek werd opgevolgd door Mej Beets. Zij werd in 1885 opgevolgd door mejuffrouw Henriette Bouvin. Als directrice bleef zij ruim 27 jaar op haar post. “ met opoffering van alle wereldsche geneugten en zelfs met afwijzing van voornamer werkkring, zich met hart en ziel wijdt aan de vrijwillig gekozen taak; zich geheel gevend aan de dienende liefde, een deel der lijdende menschheid tot zegen strekkend “, aldus Zandvoortsche Courant in 1904.

Gemengd nieuws is afkomstig uit de Badcourant van 15 juni 1889. De kinderkolonies en het Badhuis voor Minvermogenden waren tot de jaren ’20 van de vorige eeuw alleen in de zomermaanden geopend. Elk jaar was in de lokale krant te lezen wanneer de huizen weer in bedrijf werden genomen en werden gesloten. Ook het aantal gebruikers werd bij de sluiting van elk huis vermeld.

In de locale krant van toen werd het Badhuis als een bezienswaardigheid genoemd, net als de bewaarschool en het oude mannen- en vrouwengasthuis.
Bezienswaardigheden, Badhuis voor Minvermogenden, ter bezichtiging dagelijks, uitgezonderd Zaterdags, van 2—4 uur ’s namiddags.


In de loop der jaren veranderde het gebouw van uiterlijk. Er werd aan- en bijgebouwd en ook werd door het bestuur alles in het werk gesteld om ook het interieur van het gebouw te laten voldoen aan de laatste eisen. Dergelijke inspanningen werden in de regel gefinancierd door giften en/of legaten. Zo ontving het bestuur in 1903 een legaat van fl 10.000,- waarop besloten werd om de noodzakelijke werkzaamheden te laten uitvoeren onder leiding van architect D.E.L. Arend en de lokale aannemers O. Schrikkema en F.Zwaan.

Tijdens de eerste wereldoorlog vervulde het Badhuis, met het Haarlemsch Kinderhuis , de Amsterdamsche vakantiekolonie en de ziekenbarak van het Witte Kruis een belangrijke rol in de huisvesting van Belgische vluchtelingen die hun heil in Zandvoort hadden gezocht.

Het bestuur spande zich inmiddels in om de noodzakelijke gelden bijeen te krijgen om het gebouw zowel van binnen als buiten grondig te moderniseren. Bij het 50-jarig jubileum in 1921 wilde men de plannen voor deze verbouw afgerond hebben maar dat bleek niet realistisch. De plannen bleken het budget van het bestuur ver te boven te gaan waarna besloten werd om de boel de boel te laten. De toenmalig directrice dacht daar anders over. Volgens haar zou zowel het gebouw aangepast moeten worden maar ook de gehele exploitatieopzet. Tot dan toe werd het gebouw alleen in de zomermaanden geëxploiteerd maar zij stelde voor om het gebouw gedurende het gehele jaar open te stellen voor de patiënten die herstellende waren van een ernstige ziekte, operatie of algemene zwakte. Met een nieuwe exploitatieopzet, het reeds gevormde kapitaal voor de vernieuwing en met een hypotheek moest het volgens haar mogelijk zijn om de gewenste modernisering van het gebouw te realiseren. Zij wist het bestuur hiervan te overtuigen waarna in de winter 1922-1923 het gebouw flink onder handen werd genomen door aannemer J. van Sluisdam. Het gebouw bleef daarna tot de sloop in 1943 het gehele jaar in gebruik met als laatste gasten de Duitse grenspolitie. (5(. Het was volgens de voorzitter Mr D.E. van Lennep bij de heropening in 1923 de enige inrichting in Nederland dat zonder bijzondere steun en geheel op eigen kracht in stand was gebleven en ook was gegroeid. Deze situatie bleef bestaan tot het eind van de vereniging. Het bestuur ontving beperkte inkomsten uit de bijdragen van patiënten, het organiseren van loterijen en bazars. Voor de exploitatie was men vooral afhankelijk van giften.

De Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheid- en Vakantiekolonies.
Een jaar na de oproep van Dr Coronel werd op initiatief van Mr A. Kerkdijk , directeur van de Rijkspostspaarbank en algemeen secretaris van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen een proef genomen met de uitzending van twintig Amsterdamse kinderen, van 8 tot 12 jaar, naar een eenvoudig hotel in de omgeving van de Pyramide van Austerlitz. De proef werd als een succes ervaren door de initiatiefnemers want een jaar later werd in Amsterdam de Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheid- en Vakantiekolonies opgericht (6). In Amsterdam bestond een grote behoefte aan dergelijke gelegenheden. “waar het voor het grootste gedeelte van het jaar van goede voeding en frissche lucht verstoken kinderen der scholen voor onvermogenden althans een paar weken onder genot van gezonde buitenlucht en hygiënische kost konden verblijf houden” (7). Het initiatief sloeg in Amsterdam aan en de giften ineens en de jaarlijkse bijdragen vloeiden in de eerste jaren in ruime mate . Werkliedenverenigingen en Rederijkerskamers organiseerden uitvoeringen waarvan de opbrengst waren bestemde voor de uit te rusten vakantiekolonies. Het bestuur van de Vereniging organiseerde zelf enige keren een groot concert waar een duizend kinderen een uitvoering gaven. In de eerste jaren van haar bestaan werden er door de vereniging jaarlijks zo’n 180 kinderen voor 3 weken uitgezonden naar een hotel bij Austerlitz en een accommodatie in Egmond Men huurde in eerste instantie een huis aan zee of in de bossen maar dit gaf organisatorische problemen daar de organiserende vereniging niet verzekerd was of men over een accommodatie kon beschikken en men niet wist hoeveel kinderen er uitgezonden konden worden.


Links een affiche Jaarmarkt 1887 ten bate van de Amsterdamsche Vereeniging en rechts een affiche van de aankondiging van een feest in het concertgebouw 1892 ten bate van de Amsterdamsche Vereeniging. (8)

De Amsterdamse vereniging werd door de opbrengst van een Jaarmarkt ad fl 36.710,- ten voordele der Vacantie-Kolonies” in 1887, in de gelegenheid gesteld om een eigen koloniehuis te kopen. In dat jaar werd het in 1881/1882 gebouwde voormalige hotel, restaurant en koetshuis aan de Kostverlorenstraatweg aangekocht voor de somma van fl 10.000,-.

Advertentie Leeuwardercourant 10 mei 1887 en rechts een uittreksel Proces-Verbaal van de Veiling van Toewijzing.
Aankoop door de Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheid en Vacantie Kolonies uit Amsterdam van het voormalige café, restaurant, koetshuis en andere gebouwen in het park Kostverloren.


Vanaf dat jaar werden “Amsterdamse bleekneuzen” o.a. naar Zandvoort gestuurd. “Donderdag kwamen veertig kinderen alhier aan, om opgenomen te worden in het ruime en schoone gebouw, gelegen in Park Kostverloren. Moge het verblijf aan zee, in de frissche gezonde lucht, de goede voeding en verpleging ook dit jaar den kinderen tot zegen verstrekken” aldus een mededeling in de Badcourant van 15 juni 1889.

Al vrij spoedig bleek dat om het werk op een behoorlijke schaal te kunnen voortzetten er jaarlijks een aanzienlijk geldbedrag noodzakelijk was. Men constateerde dat de inkomsten sterk terug liepen en alleen door jaarlijks het reservekapitaal aan te spreken dat in 1887 was gevormd, was men in staat om het hoofd boven water te houden. Door de geringe financiële armslag bleef het aantal kinderen dat vanuit de hoofdstad uitgezonden kon worden beperkt tot circa 300 per jaar terwijl het aantal “ liefhebbers” bleef groeien. Ook in andere steden was dit het geval. Toen werd dit toegeschreven aan het beeld dat was ontstaan van “ziekelijke filantropie” een andere vorm van bedeling, terwijl toch het doel was om door het bevordering van de volksgezondheid de armenzorg in andere vormen minder noodzakelijk te maken (9).

Invloed op de gezondheidstoestand.
De verenigingen wilden ook aantonen dat de uitzenden van de kinderen naar vakantiekolonies inderdaad een meerwaarde had. In de eerste jaren van haar bestaan richtte de A’damse vereniging na afloop van het seizoen zich tot de schoolhoofden waarvan kinderen waren uitgezonden. Doel hiervan was om te achterhalen of er inderdaad verbeteringen waren te constateren. Na enige jaren is men hiermee opgehouden daar de vragen in de regel dezelfde antwoorden opleverden. Toen is men overgegaan tot het publiceren van cijfers welke betrekking hadden op gewichtstoename en lengtemaat van de uitgezonden kinderen. De voeding moest eenvoudig, rijkelijk, smakelijk en zorgvuldig klaargemaakt zijn. Dagelijks werd de middagkost gegeten dat in de regel bestond uit vlees, aardappelen, en groente met rijst of een meelspijs als nagerecht. Ook moesten de kinderen veel melk drinken en brood eten. De Amsterdamse vereniging rekende in 1907 uit dat de voedingskosten fl 0,30 cent per dag per kind bedroegen. De totale kosten per dag per kind werden berekend op fl 1,02.



Naast een verbeterde fysieke condities werden er ook talloze andere gunstige ontwikkelingen geconstateerd zoals een levendiger geest, verbeterde orde en toegenomen reinheid en netheid. Een gezonde voeding en voldoende lichaamsbeweging vormden het vaste dagpatroon. Het reglement van de Amsterdamse kolonie Kostverloren bevatte het onverbiddelijke voorschrift dat kinderen geen bezoek mogen ontvangen. Wanneer ouders of familieleden toch kwamen werden de kinderen onmiddellijk teruggezonden.

In de 19e eeuw kwamen er elke zomer 3 groepen/kolonies van gemiddeld 60 kinderen . In de loop der jaren trad hierin een verandering op en werden er vier groepen uitgezonden. Het werd raadzaam geacht om de kinderen voor een langer verblijf uit te zenden.

Het gebouw werd niet alleen gebruikt voor de opvang van Amsterdamse bleekneusjes. Net als andere gebouwen in Zandvoort werd het koloniehuis tijdens de eerste wereldoorlog gebruikt voor de opvang van Belgische vluchtelingen en was het ook nog enige maanden in gebruik als schoolgebouw. De vereniging tot stichting en instandhouding van Christelijke scholen in Zandvoort opgericht op 22 juni 1920 was toen op zoek naar een mogelijkheid om in Zandvoort een lagere school te starten. De mogelijkheid werd gevonden in het Koloniehuis van de Amsterdamse Vakantiekolonie aan de Kostverlorenstraat. In november van dat jaar werden in het gebouw twee ruimtes geschikt gemaakt voor de start van de school. Het koloniehuis werd voor dit doel gebruikt tot de zomer 1921 want toen kreeg de school de beschikking over een eigen gebouw met twee lokalen aan de Brederodestraat.

Ondanks aanpassingen van het gebouw voldeed het niet meer aan de eisen die toen werden gesteld aan een gebouw waar grote groepen kinderen verbleven. Tijdens een bestuursvergadering op 20 april 1927 nam het bestuur het besluit om het koloniehuis in Den Dolder te verkopen en het koloniehuis in Zandvoort te slopen en er een nieuw huis te laten bouwen. Om de nieuwbouw te kunnen betalen werd het koloniehuis in Den Dolder verkocht en door een bijdrage uit het reservefonds, bouwleningen van zowel de gemeente Amsterdam als de provincie, bijdragen uit de beurzen van diegenen die sympathiseerden met het werk van de vereniging en de organisatie van een bazaar op 11 en 12 februari 1928 in hotel L’Europe werden inkomsten voor de nieuwbouw gegenereerd en aan de Leidse architect Buurman werd vervolgens de opdracht gegeven om een nieuw gebouw te ontwerpen (10). In het nieuwe pand dat in 1929 in gebruik werd genomen waren 6 ruime slaapkamers aangebracht voor elk 10 kinderen en een aantal aparte kamertjes voor zieke kinderen. De totale capaciteit bedroeg toen 64 plaatsen en door de aanleg van centrale verwarming was het geschikt om het gehele jaar geëxplodeerd te worden.

Al voor het uitbreken van de 2e wereldoorlog werden er na overleg met het gemeentebestuur extra veiligheidsmaatregelen genomen. Ook werd het noodzakelijk geacht om te beschikken over voldoende noodverlichting zowel binnen als buiten en bereidde men zich voor op een eventuele bomaanval. Er werden evacuatieoefeningen gehouden en de directie kreeg een handsirene om de kinderen in het huis te waarschuwen en er werden verduisteringsoefeningen gehouden (11). Ook de vraag hoe te handelen gelet op het oorlogsgevaar werd door het bestuur besproken. Wat te doen wanneer de oorlog uitbreekt met het personeel want de exploitatie zou dan stil komen te liggen. Volgens de notulen van 9-7-1940 werd het koloniehuis op 10 mei 1940 ontruimd. Er kon een bus worden gecharterd om de kinderen terug te brengen en vanuit Amsterdam kon ook een kleine vrachtauto ingezet worden om alle kinderen naar Amsterdam te brengen, naar de Raamgracht nr 4. Het personeel werd ontslagen op de dag van de ontruiming met behoud van 1 maand salaris. 4 Dames en de directrice mej Vos ontvingen 3 maanden salaris met een afbouwregeling. Vervolgens werd het bestuur gedwongen om afstand te doen van het koloniehuis. Het pand werd in gebruik genomen door de stichting Groot-Kijkduin. Hun onderkomen bij het station was door de bezetters gevorderd. In het koloniehuis werden vervolgens 117 kinderen plus 17 verzorgers gehuisvest. Tussen beide besturen werden vervolgens afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder Groot-Kijkduin gebruik kon maken van het koloniehuis. Op 8 april 1941 kon Groot-Kijkduin weer beschikken over hun eigen onderkomen maar nog niet gebruiken. De bezetter had in het gebouw de nodige schade aangericht en het duurde nog tot de zomer voordat het gebouw weer in gebruik kon worden genomen. Het koloniehuis werd weer in gebruik genomen voor de huisvesting van m.n. Amsterdamse kinderen maar in april 1942 werd het pand gevorderd.

In 1942 werden alle verenigingen in Nederland die een rol speelden in de kinderuitzending op last van de bezetter verboden en de Amsterdamse vereniging ontving op 12 mei van dat jaar bericht dat de vereniging ontbonden was. De bezetter nam tot de bevrijding in 1945 bezit van het huis. Paarden werden gestald in de speelzaal en de kelderruimte zou gebruikt zijn voor het huisvesten van gevangenen. Na de bevrijding werd het koloniehuis gebruikt door Canadese militairen en de Binnenlandse Strijdkrachten.

Het koloniehuis 1945 tot 1949.
Al in 1941 werd er door de Nederlandse regering in ballingschap gestart met de werkzaamheden welke verband hielden de bevrijding van Nederland. Een belangrijke taak was weggelegd voor het MG, het Militair Gezag dat zich uiteindelijk met vrijwel alle beleidsterreinen ging bezig houden die onder normale omstandigheden onder de verantwoordelijkheid van de overheid vielen. In de periode 1944-1945 werden er tussen de 100.000-120.000 mensen in hechtenis genomen waarvan het grootste deel werd gevormd door voormalige NSB-ers. De kinderen (0-18 jaar) van deze groep volwassenen werden aan hun lot overgelaten daar een officiële instantie die de zorg voor deze kinderen overnam ontbraken. Wel werden er diverse pogingen in het werk gesteld om hier wel wat aan te doen zoals het onderbrengen van kinderen bij pleeggezinnen. Het MG werd verantwoordelijk voor de opvang van deze groep kinderen. Hiervoor werd de afdeling “Jeugdzorg” opgericht. Om deze groep kinderen onderdak te kunnen bieden werden pleeggezinnen gezocht en werden er tehuizen( schoolgebouwen, verenigingsgebouwen en particuliere huizen) gevorderd. Zo ook het Koloniehuis aan de Kostverlorenstraat (13) . Het gebouw kreeg een nieuwe naam “de Tweesprong” en werd bestemd voor de huisvesting van jeugdige politieke delinquenten. In eerste instantie 150 meisjes maar dit aantal nam al snel af tot 60. Eind 1946 kwam het huis voor een korte periode leeg te staan waarna een groep jongens met eenzelfde achtergrond enige tijd in Zandvoort doorbrachten. In de lokale kranten van die tijd verschenen artikelen waar met gefronste wenkbrauwen gekeken werd wat er in het koloniehuis gebeurde. “In de tijd, dat wij uiterst zuinig moeten doen met ons licht-rantsoen, branden daar tot laat in de avond vele lampen, in de tijd, dat wij allen dubbel hard moeten werken voor de wederopbouw van ons arme, verminkte en vernielde vaderland, liggen deze meisjes te zonnebaden in de duinen achter het tehuis, flaneren langs het strand, wandelen gezellig pratend door ons dorp, hebben plezier en jolijt, zijn gehuisvest in een prachtig gebouw met een prima pension, terwijl in onze grote steden honderden bleekneusjes snakken naar licht, lucht en zon, opgeborgen in kleine kamertjes drie en vier hoog, nog steeds niet volkomen hersteld van de verschrikkingen van de bange hongerwinter en de lange oorlogsjaren, die nog maar zo kort achter ons liggen” aldus de Zandvoortse courant 1946.

Op 5 december 1948 kreeg het bestuur van de Amsterdamse vereniging weer de beschikking over het gebouw. Om het gebouw weer geschikt te maken werd er een beroep gedaan op de goedwillende en vermogende Amsterdammers. Na een grondige verbouwing door de firma J.Sluisdam&Zonen werd het gebouw op 2 augustus 1949 geopend en kreeg het zijn oude naam weer terug . De opening van het gerenoveerde gebouw werd verricht door de toenmalige voorzitter van de vereniging en tevens geneesheer-directeur van het Emma ziekenhuis in Amsterdam de heer Dr Fiedeldy Dop en de leiding kwam in handen van de nieuwe directrice Zr Slegtkamp, voorheen hoofdverpleegster van het Sophia kinderziekenhuis te Rotterdam. Het gebouw werd nu het gehele jaar gebruikt. Per jaar werden er 6 groepen van 64 kinderen ondergebracht die er 6 weken doorbrachten.

Het Haarlems Kinderhuis.
Initiatiefneemster tot het stichten van een kinderhuis in Zandvoort voor Haarlemse bleekneusjes was mevr. A.E. Cnoop Koopmans-Bunge uit Haarlem. In 1883 werd door haar met financiële steun van haar man en enige belangstellenden een eigen vakantiehuis in Zandvoort aan de Hogeweg in gebruik genomen.

Collectie: Kennemerland Inventarisnummer: 54-025028 Collectie: Kennemerland Inventarisnummer: 54-025029

Twee jaar later werd de ruimere woning “ Kinderhuis” betrokken waar kinderen nu telkens drie weken konden verblijven; steeds groepen van elk 25 kinderen afkomstig uit Haarlem, want tot die stad was het werk van de stichting Haarlemsch Kinderhuis te Zandvoort in eerste instantie beperkt (14). De belangstelling vanuit Haarlem voor dit initiatief nam in de loop der jaren toe en ook aan de kwaliteit van het gebouw werden hogere eisen gesteld. Vandaar dat de heer en mevrouw Cnoop-Koopmans het startsein gaven om achter het Badhuis voor Minvermogen een nieuw Haarlems kinderhuis te bouwen.

Portretten van mevr A.E. Cnoop Koopmans-Bunge (1846-1920) en de heer Mr. Nicolaas Gerbrand Cnoop Koopmans (1841-1911) Mevr A.A. Cnoop Koopmana-Bune was tevens bestuurslid/regentesse van het Hervormd Burgerweeshuis te Haarlem. Schilderijen zijn in het bezit van het Zandvoorts Museum.


Op 29 juli 1901 werd door de jeugdige Maria Cnoop-Koopmans de eerste steen hiervoor gelegd en een jaar later op 14 juni werd in het bijzijn van vele belangstellenden het gebouw in gebruik genomen.

Het gebouw was gelegen op de locatie van de huidige watertoren en het huis zag er uit als een groot Zwitsers chalet en had een oppervlakte van 24 x 16,5 meter, telde 4 verdiepingen en was 16 meter hoog. Het chalet ogende pand was decoratief versierd met allerlei bijzondere zaken. Tegen de nok aan was een Phoenix aangebracht die de vlucht naar het ideaal symbolisch moest voorstellen. Men doelde hiermee op de verbetering van het nieuwe pand ten opzichte van het oude aan de Hogeweg en om de kinderen een fijne vakantie te geven. In de beschildering van de bovenste ramen waren vele lelies aangebracht die de blanke reine en onbedorven kinderziel symboliseerde en op de tweede etage waren het de pelikaan met jongen en de dolfijn die de boventoon voerden. Op de eerste etage waren schelpen, zeegras, zeepaardjes en de duinroos aangebracht, met verwijzing naar de zee, het strand en de duinen. Verder waren er getekende kinderhoofdjes aangebracht op het hout in Zeeuwse en Volendamse klederdracht. Binnenin waren er ook deuren versierd met dezelfde afbeeldingen. Het was een ontwerp van de heer J.P. van den Berg, leraar aan de Kunstnijverheidsschool in Haarlem Naast het gebouw stond een klein huisje waarin de opwekking van elektriciteit plaatsvond voor eigen gebruik en waar tevens een pompinstallatie stond die het water naar een waterreservoir pompte op de bovenste verdieping. Indien noodzakelijk kon er van twee kanten water worden getapt, de persleiding naar het waterreservoir had ook diverse aftappunten. Middels drukmetingen sloeg de pomp aan of af. Dit was voor begin 1900 een zeer modern systeem (15).

Een aantal jaren na de opening werd het gebouw alsvolgt omschreven. “ Het Kinderhuisje te Zandvoort is bevoorrecht boven alle anderen koloniehuizen. Daar slapen niet meer dan 12 kinderen in één vertrek. De slaap- en eetkamers zijn ruim en fris en van elektrisch licht voorzien; voor ventilatie is overal gezorgd en ondanks de nabijheid van de zee, waar in tegenstelling tot andere huizen langs de kust, de wind zo unheimisch kan gieren, is van tocht geen sprake; het goede drinkwater, het hygiënische behang en tal van andere maatregelen en voorzorgen getuigen,dat gedacht is aan al wat de gezondheid kan bevorderen van de kleine gasten” (16).

Het medisch toezicht op vakantiekolonies werd in de regel belangeloos uitgevoerd door een arts woonachtig in de directe omgeving van het vakantiehuis. In Zandvoort was het Dr C.A. Gerke en later zijn zoon Dr C.A.H Gerke die zich belangeloos inzette voor de beide vakantiekolonies in de gemeente en het Badhuis voor Minvermogenden. Uit dank voor zijn werk ontving de heer Gerke in 1906, bij zijn 25-jarig jubileum als arts in Zandvoort, van het bestuur van de stichting Haarlems Kinderhuis een fraai uitgevoerd instrumentenkastje en door de kinderen werd de jubilaris toegezongen met een toepasselijk lied.

De leiding van het kinderhuis was in handen van een directrice. In de beschrijving van het kinderhuis uit 1908 valt op te maken dat de directrice werd ondersteunt door een 6 tal medewerkers die toezicht hielden op de kinderen zowel in huis als op het strand en tijdens het maken van een wandeling. Deze dames werkten geheel belangeloos. Daarnaast was er een kookvrouw met twee werkmeiden terwijl een achttal zwakke jonge meisjes, door wie een verblijf buiten als wenselijk was voorgeschreven, tijdens het gehele seizoen in de ochtend lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichtten en in de middag met de kinderen optrokken. Zij ontvingen hiervoor een kleine geldelijke vergoeding.

In 1917 was jonkvrouw F. v. d. Goes uit Leiden directrice en zij werd daarbij geholpen door jonkvrouw A. Aerssen , uit Hilversum, Mej Boon Hartsinck uit Baarn, jonkvrouw W. Goes uit Leiden, mej H. Sachse, uit Amsterdam, mej W. Versteegh uit Nijmegen en mej A. Wilbrenninck uit Voorst. Directrice jonkvrouw Goes heeft geruime tijd de leiding over het kinderhuis gehad

Collectie: Kennemerland Inventarisnummer: 55-008497 Haarlems kinderhuis 1908 Collectie: Kennemerland Inventarisnummer: 54-025044. Haarlems kinderhuis 1913.


In het nieuwe huis werden gedurende de zomermaanden steeds gedurende drie weken een groep van zo’n 70 kinderen opgevangen. De meeste kinderen waren afkomstig van 4 Haarlemse scholen die in Zandvoort gratis verbleven. Ook via particuliere instellingen werden kinderen naar het Kinderhuis te Zandvoort uitgezonden, waarvoor in 1907 fl 5,- per week werd betaald. In tegenstelling tot verschillende andere verenigingen en organisaties die voorwaarden stelden aan de kinderen die voor een vakantiekolonie geselecteerd werden zoals “ niet de kinderen uit de allerarmste klasse maar kinderen met een zekere graad van sociale deugdelijkheid en individuele knapheid” werden de kinderen voor het Haarlemsch Kinderhuis geselecteerd uit de “ minst gegoeden zij komen het eerste voor hulp in aanmerking omdat die kinderen het zwakst zijn en de geringste kans hebben, bij herstel van ziekte, de weldaad van een verblijf in gezonde lucht met hygiënische verzorging deelachtig te worden” ( 17).

Op 5 mei 1919 werd in Zandvoort een officiële bijeenkomst belegd waar verschillende organisaties die betrokken waren bij de uitzending van kinderen naar vakantiekolonies en diverse locale hoogwaardig-heidsbekleders aanwezig waren. Tijdens deze bijeenkomst waar ook mevrouw Cnoop-Koopmans zelf aanwezig was werd het gebouw voor de duur van een jaar verhuurd aan het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonie. (18)

In die periode werd er onderdak gegeven aan 6 ploegen van 75 kinderen waarvan er per ploeg 40 kinderen uit Haarlem en 35 elders uit het land kwamen. Het pand werd in 1943 namens de bezetter gesloopt. Het gedachtegoed van mevr Cnoop-Koopmans leeft voort in de stichting “het Kinderhuis te Zandvoort” gevestigd in Heemstede. Deze stichting beheerd een deel van het nalatenschap

Frisia later Groot Kijkduin.
Dinsdag 20 juni 1899 werd het kinderpension Frisia geopend. Het gebouw, opgericht door jonkvrouw de Vos van Steenwijk, ontworpen door architect D. Knüttel en gebouwd door de Zandvoortse aannemer M. Koning was bestemd voor kinderen van minvermogenden uit Friesland. In tegenstelling tot andere kindertehuizen in Zandvoort was dit kinderhuis het gehele jaar geopend. De kinderen leden niet aan een specifieke ziekte maar de gedachte was dat een verblijf in gezonde lucht en een zorgzame omgeving “ het dreigende gevaar voor lichamelijk lijden kan afwenden” aldus een bericht in de lokale krant (19).



Frisia heeft maar een aantal jaren gefunctioneerd voor het doel waarvoor het werd gebouwd. In 1905 werd het pand in gebruik genomen door de familie Schuurman en werd de naam van het pand veranderd in Groot-Kijkduin. Waarschijnlijk is het pand tot 1916 in gebruik geweest als herstellingsoord en kinderhuis voor kinderen uit de gegoede stand. In dat jaar werd het pand verkocht en tot circa 1927 geëxploiteerd als pension. In dat jaar kwam pension Groot-Kijkduin nog voor in de wekelijkse overzichten van de locaties waar badgasten in Zandvoort verbleven.


Kostverlorenstraatweg circa 1910. Hoek Kostverlorenstraat/Julianaweg


Kinderpension Groot-Kijkduin.
April 1930 was de startdatum van het kinderpension Groot-Kijkduin. Mej Kuyters was degene die hiervoor de basis legde. Zij exploiteerde in Zandvoort het kinderhuis “Metanel” een kinderpension uitsluitend bestemd voor kinderen van welgestelde ouderen. “Toen kwam na enkele jaren haar klaar en duidelijk voor ogen te staan de schrijnende tegenstelling tussen rijk en arm, de" rijke kinderen alles, de armen niets en toen zij in aanraking kwam met zuster Merison, die de maatschappelijke zorg voor zieken in het Diaconessenhuis te Haarlem behartigde, begon zij in de wintermaanden de behoeftige kinderen in haar tehuis in deze maanden een liefderijke verzorging te geven, waarvoor het in de zomermaanden verdiende geld werd besteed” (20) Mej Kuyters kwam in contact met zuster Schotanus die in de Oranjestraat een drogisterij exploiteerde. Ook zij kwam in de ban van dit werk en samen besloten zij om het werk op een andere plek voort te zetten. Zuster Schotanus verkocht haar zaak en op l april 1930 werd het kinderhuis Groot-Kijkduin Kostverlorenstraat 70 in gebruik genomen en werd er in dat jaar onderdak geboden aan 34 kinderen.

Het waren niet de kinderen van rijke ouders die liefdevol werden onthaald door de beide dames. In het jaarverslag over 1932 werd gemeld dat net als in 1931 kinderen werden opgenomen in opdracht van de Zusters voor Maatschappelijk werk, het Burgerlijk Armbestuur, de Voogdijraad en Kinderpolitie te Haarlem, het Maatschappelijk werk der Philips-fabrieken te Eindhoven, het Armbestuur van Zandvoort en verder van particulieren uit Amsterdam en andere grote steden. In die periode bedroeg de verpleegprijs ƒ 5,- per kind per week maar lang niet altijd werd dit bedrag betaald. De financiële positie van de stichting liet vanaf het begin te wensen over. Zo sloot het bestuur 1932 af met een nadelig financieel resultaat. In dat jaar werden er 235 kinderen verpleegd met totaal 15.889 verpleegdagen. Meestal waren het kinderen van gescheiden ouders, ongehuwde moeders, kinderen wier ouders uit de echtelijke macht waren ontzet, kinderen waarvan de vader weduwnaar was of van ouders die om andere redenen niet in staat waren hun kinderen te onderhouden of hun de gewenste opvoeding te geven (21).

Al vrij snel werd duidelijk dat de exploitatieopzet en de kwaliteit van de huisvesting niet voldeed. Deze laatste tekortkoming had tot gevolg dat de dames niet in aanmerking kwamen voor rijks- en/of provinciale gelden. Daar het een huurwoning betrof en de eigenaar de noodzakelijke investeringen niet wilde uitvoeren moest men uitkijken naar andere vormen van huisvesting en een andere juridische exploitatievorm. Voordat een ander gebouw betrokken kon worden werd in 1933 een tweede pand gehuurd, namelijk villa de Zandhoeve aan de Kostverlorenstraat,de woning waar de ongeneeslijk zieke toneelschrijver Herman Heijermans op het eind van zijn leven kort heeft gewoond. Deze woning kreeg de naam “het Kleuterhuis” en hier werden de baby’s en kleuters gehuisvest.

Om te kunnen beschikken over een ander pand dat wel voldeed aan de eisen werden er door het stichtingsbestuur verschillende activiteiten georganiseerd om gelden in te zamelen.In Monopool werden propaganda avonden georganiseerd en in gebouw Centraal aan het Stationsplein fancy-fairs. Een speciale Aktie vormde de samenwerking met de Droste chocolade fabrieken in Haarlem. Het bestuur liet bij Droste z.g.n. chocolade-steentjes maken met het opschrift “ kinderhuis-steentjes” Deze steentjes moesten het financiële fundament gaan vormen voor het nieuwe kinderhuis. De steentjes werden verkocht in diverse winkels, langs de deur en ook de Zandvoortse terrassen werden niet overgeslagen.

Daar kinderen uit de buurgemeenten werden opgenomen werd het werk het werk van de stichting ook gesteund door verschillende gemeente besturen zoals die van Haarlem, Bloemendaal,Zandvoort en Heemstede.

Zowel financieel als organisatorisch groeide al het werk de dames boven hun hoofd. Op advies van Dr N. Padt wethouder en predikant bij de Protestante Bond Kring Zandvoort werd in 1931 de stichting “ Kinderhuis Groot Kijkduin” opgericht, waar vanuit Zandvoort de heren Ds. N. Padt, Dr. C. J. Tichelaar en A. Elffers zitting in namen. Dokter Tichelaar nam kosteloos de medische leiding op zich. Ook werd er een propaganda commissie opgericht , bestaande uit mevr. Spruyt-Scheltema, de heer Oversteegen uit Haarlem en de heer Hamelink uit Santpoort.

Toen hotel Garni, gelegen op de hoek Dr. Smitstraat en de van Speykstraat te koop werd aangeboden besloot het bestuur de stap te wagen. Na een grote verbouwing en nieuwe inrichting werd het nieuwe “ Groot-Kijkduin” op 19 oktober 1936 geopend door de voorzitter van de stichting Ds P. van der Vloed. Het gebouw was grondig onder handen genomen door aannemer J. van Sluisdam en hij werd door de voorzitter bedankt voor zijn inzet. Burgemeester van Alphen verklaarde bij de opening dat hij de overtuiging had dat de gemeente zou blijven zorgen voor het schoolonderwijs van de kinderen zolang de stichting in Zandvoort werkzaam bleef.

Kort na het begin van de 2e wereldoorlog werd het onderkomen door de bezetter gevorderd. De Amsterdamse Vakantiekolonie aan de Kostverlorenstraat werd het nieuwe onderkomen en in september 1940 verhuisden de kinderen en het personeel voor een periode van 10 maanden naar het koloniehuis. Omdat toen de vakantiekolonie gevorderd werd en het oude tehuis weer werd vrijgegeven werd er weer verhuisd. Voordat het personeel en 75 kinderen in december 1942 evacueerde naar Nunspeet werden 27 Joodse kinderen door de bezetter weggevoerd (22). In het jaarverslag over 1945 werd vermeld dat er aan 5 evacué ’s onderwas was geboden en er logies werd verleend aan 150 mensen die op hongertocht waren. Er werden in dat jaar 106 kinderen verpleegd, 27117 verpleegdagen (23). In 1946 keerden de kinderen terug in Zandvoort dat het gebouw met beperkte middelen weer was opgeknapt.

De relatie met Droste chocolade fabriek bleef ook na de oorlog bestaan. Er werd een adoptiefonds Groot-Kijkduin opgericht dat de jaarlijkse Sinterklaas en kerstviering organiseerde en ook de Droste klaverjas Club schonk jaarlijks na het klaverjastoernooi een financiële bijdrage (24).

De Clara Stichting.
Door een gift van fl 300.000,- van de heer Michel Mendes werd het voor de Clara-stichting mogelijk om een kinderhospitium in Zandvoort te bouwen dat op 23 september 1913 werd geopend. “ Licht, lucht en zon zijn voor een goede behandeling van tuberculose noodig, iets wat in Zwitserland stelselmatig wordt toegepast en wat daar de hooge lucht doet, kan hier de zeelucht doen, door de zuiverheid en vochtigheid der lucht, aldus voorzitter, Dr. Simons van de Clara-Stichting bij de opening. Aanvankelijk had men het hospitium direct aan het strand willen bouwen maar daarin was men niet geslaagd. Uit angst voor besmetting en/of economisch nadeel wilde men daar in Zandvoort niets van weten en daarom werd gekozen voor een locatie in de nabijheid van het Amsterdamse kinderhuis aan de Kostverlorenstraat (25). Het gebouw was bedoeld voor kinderen die leden aan diverse vormen van tuberculose(klier-,been- , gewrichts- of beginnende longtuberculose). Voor kinderen met open longtuberculose was gelet op het besmettingsgevaar geen plaats.

Bij de opening waren aanwezig: den heer J. Beeckman, Burgemeester dezer gemeente, Dr. C. E. Daniels uit Amsterdam, als vertegenwoordigende de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der geneeskunst, de drie alhier gevestigde medici, de heeren I. van J. Palache, Opperrabijn te Amsterdam en A. R. Pereira Szn., Opperrabijn te 'sGravenhage van het Portugeesch-Israëlitisch kerkgenootschap, de heeren A. S. Onderwijzer en J. Vredenburg, Rabbijnen van het Nederlandsch-Israëlitische kerkgenootschap te Amsterdam, benevens tal van Amsterdamsche medici en vele dames

Het sanatorium was in eerste instantie bedoeld om onderdak te bieden aan zieke Israëlitische/joodse kinderen maar ook kinderen van andere gezindten konden daar terecht wanneer er plaats was. Het nieuwe gebouw bood ruimte aan 24 kinderen en kinderen van onvermogende ouders konden kosteloos opgenomen worden. Voor kinderen met minvermogende ouders gold een tarief van fl 2,- per dag.

Het gebouw was ontworpen door en gebouwd onder leiding van architect de heer J. H. W. Leliman, waarbij rekening was gehouden met de meest moderne medische en sanitaire eisen. Op de begane grond waren twee ruime ziekenzalen gesitueerd, ieder voor 12 kinderen en een reservekamer voor 4 kinderen, benevens twee grote lighallen op het zuiden, die gesloten en verwarmd konden ; een grote eetkamer met overdekte waranda als speelplaats, verder een isoleerafdeling, geheel van het hoofdgebouw gescheiden. Ook was gedacht aan de geneeskrachtige werking van zeewater. Door een elektrisch aangedreven motor werd zeewater van uit een reservoir naar de badkamers gevoerd In het gebouw bevinden zich o.a. een röntgenkamer, een laboratorium en een ruime operatiekamer terwijl de gehele inrichting voorzien was van centrale verwarming, elektrisch licht en warm water. Boven in het gebouw bevonden zich de slaapkamers van het personeel.

Het “Clara-Stichting" Kinderhospitium stond onder leiding van de inwonende geneeskundige directrice mejuffrouw Dr C. Polak, die gesteund werd door een hoofdverpleegster, twee eerste verpleegsters en drie leerling-verpleegsters. Aan het einde van het eerste jaar verbleven er 11 patientjes, 6 meisjes en 5 jongens (26). Ook kinderen uit Zandvoort verbleven in het sanatorium. Via de Zandvoortse afdeling van het Genootschap voor Kinderherstellings en Vacantie kolonies werd in 1915 een patientje opgenomen die daar na een verblijf van 4 maanden “uiterlijk zeer veel verbeterd in de ouderlijke woning terugkeerde”. Door financiële bemiddeling van de vereniging “Ziekenzorg” werd een paar jaar later de opname van een ander patientje mogelijk gemaakt.

Blijkbaar bestond er een goede samenwerking tussen Dr Polak en de locale geneesheren. Zo verving zij Dr. Varenkamp bij afwezigheid en door de locale geneesheren werd zij voorgedragen om leiding te gaan geven aan het nieuw op te richten consultatiebureau.
Consultatiebureau
Bestrijding T.B.C.
kosteloos onderzoek door Mej
C. A. POLAK, Arts, elken Woensdag
's nam. van 4—5 uur in „Ons Huis".

Het initiatief tot het stichten van het consultatiebureau was afkomstig uit de kring van de Werkliedenvereniging Onderling Hulpbetoon. De commissie die in 1919 de herdenking van het 25 jarig bestaan van de organisatie voorbereidde was instaat om voor dit doel een bedrag van fl 2.300,- bij elkaar te krijgen (27). Het bedrag was de aanzet tot de vorming van een fonds dat bedoeld was om de leden van Onderling Hulpbetoon die aan de gevreesde ziekte leden op te kunnen laten nemen in een sanatorium. Toen ook de Algemene Vergadering instemde met zowel de instelling van een TBC-fonds als een contributieverhoging van 5 cent per week kon kort daarna worden begonnen met het uitzenden van het eerste zieke lid. Ook in de Clara kliniek werden leden opgenomen.

Om de problematiek fundamenteler aan te pakken werd door de organisatie samenwerking gezocht met de gemeente wat resulteerde in de oprichting van het consultatie bureau. In augustus 1922 opende het consultatiebureau ter bestrijding van tbc zijn deuren in het verenigingsgebouw “Ons Huis” aan het Dorpsplein maar vanaf 1923 tot de opening van het nieuw gebouwde consultatiebureau in de Poststraat werkte Dr. Polak tot het voorjaar 1929 in het gebouw van Publieke Werken, het voormalige huis van Dr. Gerke, aan de Grote Krocht.


Bron: 100-jaar Onderling-Hulpbetoon,1992.

Op 7 mei van dat jaar werd Zandvoort bezocht door H.M. de Koningin Moeder. Doel van het bezoek was het badhuis Zeeduin maar ook de Clara Stichting werd aangedaan net als het zusterhuis Sterre der Zee. In de jaren ’30 werd het sanatorium uitgebreid waardoor er plaats ontstond voor 35 kinderen en werd er door de locale aannemer Koning een nieuwe lighal aangebouwd.


1940-1945
De jonge patiënten en het personeel wisten kort na het uitbreken van de 2e wereldoorlog per vrachtwagen te ontsnappen en uit handen te blijven van de Duitse bezetter door in Drenthe onder te duiken. Het pand werd daarna door de bezetter in gebruik genomen en kwam de oorlog niet ongeschonden uit want het was door de Duitsers uitgewoond (28). Na de tweede wereldoorlog stond het bestuur van de kliniek voor een dilemma. Het gebouw was door de Duitse bezetter ernstig beschadigd en moest grondig worden opgeknapt alvorens het opnieuw in gebruik kon worden genomen. Het probleem deed zich toen voor dat er een uitbreidingsplan was gemaakt voor de gemeente Zandvoort en in dit plan was er een ontsluitingsweg geprojecteerd tussen de Clara-stichting en de Amsterdamse vakantiekolonie. Hierdoor zou het onmogelijk worden om het gebouw als sanatorium voor TBC-patienten te handhaven (29)

Op 13 september 1947 meldde de Zandvoortse Courant dat aan de Clara-Stichting hard werd gewerkt. “Timmerlieden, metselaars en stucadoors zijn dag in dag uit ingespannen bezig, het prachtige gebouw in- en uitwendig op te knappen en de te midden van een weelderige natuur gelegen stichting herkrijgt weer haar oude. zo, niet nog beter aanzien dan voorheen”. Het oorspronkelijke herstellingsoord voor Joodse kinderen zou z'n oude bestemming niet meer herkrijgen. De Clara-stichting, door financiële moeilijkheden daartoe gedwongen, verhuurde het complex aan de stichting „Vijfhonderd". Deze stichting had zich tot doel gesteld om 500 Joods-Poolse kinderen in ons land onder te brengen, te verzorgen en hun opvoeding ter hand te nemen. Het betrof kinderen waarvan de ouders niet meer in leven waren en in april 1948 namen 44 jongens en meisjes hun intrek in het gebouw. Er ontstond er een wonderlijke wereld in dit deel van Zandvoort. In de Amsterdamse vakantiekolonie werden dochters van NSB’ers gehuisvest en op enkele meters afstand de Joods-Poolse kinderen die hun ouders hadden verloren.

Het gebouw is voor deze opvang maar kort gebruikt want een jaar later staat het alweer leeg. Door bemiddeling van de heer Tates en de inspanningen van vooral zijn vrouw werd de Clara Stichting aan de gemeente Haarlem verhuurd als sanatorium voor kindertuberculose van het St. Elisabeth's of Grote Gasthuis. In aanwezigheid van talloze hoogwaardigheidsbekleders werd op 13 juni 1950 het sanatorium voor tbc patientjes van het Sint Elisabeths Gasthuis officieel in gebruik genomen.

Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies.

Het grote aantal verenigingen opgericht met als doel het uitzenden van kinderen had veelal een plaatselijk karakter. Begin 1900 werd het Centraal Genootschap opgericht met als doel om door samenwerking middels een landelijke overkoepelende organisatie van de bestaande verenigingen efficiënter te werken en een aantal grote goed geoutilleerde huizen te bouwen. De aangesloten verenigingen konden dan plaatsen voor kinderen inkopen. Hiermee kon dan ook het probleem worden opgelost dat kleinere plaatsen zonder een eigen organisatie en een eigen huis wel kinderen konden uitzenden. Dit idee sloeg niet aan en slechts een klein aantal verenigingen sloten zich aan bij het Centraal Genootschap. Het bestuur veranderde daarop van koers en ging zelf kinderen uitzenden en lokaal werden er afdelingen opgericht. Iedere afdeling bracht geld bijeen voor het uitzenden van kinderen en het Genootschap zorgde voor plaatsing in een koloniehuis. Deze koerswijziging bleek een goude greep, want het Genootschap groeide in korte tijd uit tot verreweg de grootste en meest invloedrijke organisatie voor gezondheidskolonies in Nederland. Waren er 4 afdelingen in 1904 in 1910 bestonden er reeds 118 locale afdelingen en beschikte men over huizen in Egmond (4), Nunspeet, Noordwijk en Hoeven. In dat jaar werden 1505 kinderen uitgezonden. De initiatiefnemers van het Centraal Genootschap behoorden tot de prominente maatschappij-vernieuwers, betrokken bij de grote sociale vraagstukken van die tijd.

Het uitzenden van kinderen moet vooral gezien worden als een preventieve maatregel. Tuberculose was in 1920 nog de voornaamste doodsoorzaak onder jongeren, verantwoordelijk voor 31 procent van de gevallen van overlijden van kinderen van 5 t/m 14 jaar en voor niet minder dan 51 % van die leeftijdsgroep van 15-19 jaar (30). De ziekte kwam vooral voor onder het arme deel van de bevolking. Voeding en hygiëne speelde een belangrijke rol bij het opbouwen van weerstand.

Tuberculose was toen een veel voorkomende ziekte en om te voorkomen dat zwakke kinderen besmet zouden worden zouden zij moeten aansterken om voldoende weerstand te bieden. Kinderen die besmet waren met tbc werden in de gelegenheid gesteld om te genezen o.a. in de in 1913 opgerichte Clara-kliniek achter de Amsterdamse vakantiekolonie aan de Kostverlorenstraat.

Kinderen die werden uitgezonden naar vakantiekolonies gingen behoren tot verschillende categorieën. De categorie a, vakantiekolonie-kinderen waarvoor geen speciale verpleging nodig was en die voldoende hadden aan een periode van 4 weken. Daarnaast ontstond een categorie b kindren. Kinderen uit de categorie b, moesten langdurig herstellen van m.n. tuberculose in een daarvoor geschikt herstellingsoord. In Nunspeet werd daarop in het koloniehuis De Weezenkas begonnen met de verpleging van kinderen die leden aan aandoeningen waarvoor langere verplegingsduur wenselijk was, zoals gesloten tuberculose,astma,rachitis e.d. De groei van het aantal kinderen en voldoende financiële middelen op locaal niveau om kinderen uit te zenden waren de reden dat besloten werd om in 1913 te starten met een actie om geld in te zamelen voor een nieuw te bouwen huis bij Nunspeet.

Het Centraal Genootschap wilde naast het koloniehuis De Weezenkas waar voor het eerst kinderen werden opgenomen welke behoorden tot de B-Verpleging de accommodatie voor deze groep uitbreiden. Hiervoor werd een groot terrein in Nunspeet aangekocht. Om geld in te zamelen voor de bouw van het nieuwe huis werd op 10 december 1913 in het American-hôtel te Amsterdam een vergadering gehouden van een aantal dames, die zich het lot van zwakke kinderen aantrokken. Aldaar werd een comité opgericht onder den naam van “Het Hoefijzer-Verbond". Het comité stelde zich ten doel de nodige gelden in te zamelen voor het nieuw te bouwen huis ten behoeve van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellïngsoorden en Vacantiekolonies (31).

Het dagelijks bestuur van het verbond werd gevormd door de dames Freule J.van Santheuvel,, J.Olie en mevrouw M.Beeckman-Gevers,presidente, de echtgenote van de toenmalig burgemeester van Zandvoort. “ Een groot arbeidsveld ligt dus voor het Genootschap open, doch daartoe is, het noodig, dat het Genootschap alom gesteund worde, dat in alle gemeenten, tot zelfs in de kleinste, sub-comite's worden gevestigd voor herstellings- en vacantiekolonies. En voorzeker is de aangewezen persoon om voor dit schoone liefdadige doel propaganda te maken „de Vrouw”, aldus een artikel in de Zandvoortsche Courant van 7 feb 1914 om het belang van de inzamelingsactie te onderstrepen. In talloze plaatsen werden lokale afdelingen opgericht , ook in Zandvoort. De locale afdeling werd gevorm door de dames H. W. Brokmeier- van Egmond, S. M. Driehuijzen- Baggerman, J. Heek- van der Snel, C. E. Stom-Broekman, C. Voet- Driehuizen en H. C. Driehuijzen.

Op maandag 2 maart werd de eerste sponsor bijeenkomst georganiseerd voor het goede doel in de concertzaal van café „Zomerlust". De eigenaar van “Zomerlust” stelde zijn concertzaal beschikbaar voor een optreden van verschillende artiesten, er werd een verloting georganiseerd van kunst- en gebruiksvoorwerpen, een liefdadigheidssoiree en ook de Zandvoortse Muziekkapel “ Paul Kruger” gaf acte de presence. De totale opbrengst bedroeg fl 830,- en ook de verkoping van z.g.n. hoefijzerspeldjes op 2e pinkerstag leverde fl 392,- op.

Op 21 juli 1914, toen reeds het 32 nummer van het blad “ Hoefijzerverbond” verscheen had men in Nederland al meer dan fl 70.000,- bijeengebracht middels diverse vormen van acties. Een week later brak de eerste wereldoorlog uit en die gebeurtenis zette Nederland op zijn kop. Het Hoefijzerverbond stelde zich vanwege deze gebeurtenis volledig in dienst van het Rode Kruis en de plannen voor het nieuwe huis in Nunspeet kwamen door de omstandigheden stil te liggen. Het Hoefijzerverbond verzocht haar leden zich ten dienste te stellen van het Rode Kruis om via deze organisatie slachtoffers van de eerste wereldoorlog te ondersteunen. Een eerste collecte in Zandvoort bracht fl 800,- op waarvan fl 600,- aan het hoofdbestuur van de Rode Kruis werd overhandigd. Het restant bedrag werd gebruikt voor de aankoop van linnen voor het maken van kleding. De presidente van het Verbond, geboren Jonkvrouw M.S. Gevers, ontving bij besluit van het Noodcomité van het Nederlandse Rode Kruis, het Kruis van Verdienste voor de steun die het Verbond verleend had aan het Rode Kruis. Een jaar later was de Hoefijzerkoorts ten einde al werd het werk van het verbond op bescheiden schaal voortgezet middels o.a. de verkoop van speciale tegels, hoefijzerspeldjes en collectes.

De plaatselijke afdeling.
Op Vrijdagavond 27 februari 1914 werd in “Ons Huis” de locale afdeling van het Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies Zandvoort opgericht. De avond stond onder leiding van de heer H. van Asperen in aanwezigheid van 21 dames en heren. Geconstateerd werd dat reeds 47 ingezetenen zich als lid hadden aangemeld. Tijdens de oprichtingsvergadering werd het doel van de vereniging vastgesteld en deze luidde: “ Het doel der vereniging is: het lichamelijk en zedelijk welzijn van kinderen te bevorderen, door hen in de gelegenheid te stellen een tijd lang in een gezonde streek te verblijven. De Vereniging tracht dit doel te bereiken door :
• het uitzenden, geheel of gedeeltelijk voor rekening der Vereniging, van door het Bestuur aan te wijzen kinderen naar een gezondheidskolonie;
• het bijeenbrengen der daarvoor benodigde gelden ;
• het gezamenlijk met de Kolonies der Vereniging uitzenden van kinderen voor rekening van derden.
Vervolgens werd overgegaan tot het kiezen van een bestuur. Daarvoor hadden de volgende kandidaten zich aangemeld en tot bestuurslid gekozen; de dames: Mevr. M. S. Beeckman-Gevers, Mej. J. A. van den Enden, Zuster D. Bronders en de heren H. van Asperen, C. Daalder, Dr. C. A. Gerke en G. R. Sikkens. Aan den heer J. Beeckman, Burgemeester, werd het ere voorzitterschap aangeboden, wat door hem welwillend werd aanvaard.

De locale afdeling ging voortvarend aan de slag maar tijdens de algemene ledenvergadering in 1915 moest de voorzitter de heer H. van Asperen meedelen dat om diverse redenen het uitzenden van kinderen vanuit Zandvoort geen succes was geweest. Het eerste uitgezonden kind moest al spoedig met een oorontsteking worden opgenomen in een ziekenhuis en de ouders van andere kandidaten hadden nogal wat bezwaren tegen “deze nieuwigheid”.. Toen de eerste kinderen naar de vakantiekolonie “Rivierhuis” bij De Steegh zouden vertrekken brak er difteritis uit in de vakantiekolonie en het uitbreken van de eerste wereldoorlog maakte een einde aan de plannen om meerdere kinderen uit Zandvoort uit te zenden. De ervaring had geleerd dat er meer kinderen in aanmerking kwamen om uitgezonden te worden dan financieel mogelijk was. Hierop werd besloten om in overleg met de onderwijzers en de doktoren de meest daarvoor in aanmerking komende kinderen de gelegenheid te geven voor een verblijf elders in het land. Het jaar 1915 verliep beter. Er werden in dat jaar 4 kinderen naar het Rievierhuis , één naar Nunspeet en een jongen werd verpleegd in de Clara-kliniek alhier. Geconstateerd werd dat bij terugkomst de kinderen aanzienlijk in gewicht waren aangekomen en dat het verblijf in een bosrijke omgeving een heilzame werking had op de kinderen.

Voor de begeleiding van de kinderen van en naar de vakantiekolonies waren de dames zuster D.Bronders, v.d. Bos en Bakels verantwoordelijk. Zuster Bronders had daarnaast de taak op zich genomen om het kledingsdepot te beheren. De daarvoor in aanmerking komende kinderen waren verplicht voorgeschreven aantallen kleding mee te nemen maar lang niet alle ouders waren instaat om hun kinderen hiervan te voorzien. Met behulp van enkele vrienden van de afdeling lukte het de zuster toch om alle kinderen te voorzien van de noodzakelijke kledij.

De basisinkomsten van de vereniging bestonden uit bijdragen van de leden en begunstigers. Daarnaast werden er activiteiten georganiseerd waarvan de opbrengst ten goede kwam van de locale kas. De Zandvoortse Bewaarschool en de drie openbare scholen verzamelden zilverpapier en theelood in en ook door de jaarlijkse bloemenverkoop (Emmabloempjes), de collectes en de verkoop van speldjes en vlaggetjes deden een duit in het zakje. In sommige gevallen werd samengewerkt met andere locale organisaties zoals “ Onderling Hulpbetoon” en de vereniging “ Ziekenzorg” om de uitzending van kinderen mogelijk te maken. De gemeente Zandvoort verstrekte een aantal jaren een jaarlijkse subsidie van fl 200,-.

Het ging de lokale afdeling voorspoedig en elke jaar was het mogelijk om een groep kinderen voor meerdere weken in een vakantiekolonie te laten verblijven. Het bestuur bestond uit een aantal lokale notabelen en hoewel de inkomsten niet geweldig te noemen waren was het bestuur instaat om jaren achter elkaar kinderen uit te zenden. Tijdens een bijeenkomst i.v.m. het tienjarige bestaan werd geconstateerd dat in die periode er ruim Fl 7.000,- besteed was aan het uitzenden van 84 kinderen. Na dit tienjarig jubileum zakte de boel in. De voorzitter, de heer van Asperen hoofd van school B moest wegens ziekte zijn functie neerleggen. Dr Stoppelaar en zijn vrouw verhuisden naar Bussum, de burgemeester, de heer Beeckman legde zijn functie neer in 1925 en in dat jaar op 5 januari overleed Dr. C.A. Gerke.

In de jaren daarna werd het steeds moeilijker om de opengevallen plaatsen in het bestuur op te vullen. In 1929 bleven de functie voorzitter, secretaris en penningmeester vacant. In de hoop dat kandidaten zich zouden melden werd nog éénmaal een algemene ledenvergadering uitgeschreven. De vereniging werd niet opgeheven en de drijvende krachten in de jaren daarna waren de heren H. Poots, voorzitter en W.Bruinsma secetaris en mej Beckering-van Loenen penningmeester ondersteund door zuster D.Bronders, het overige bestuurslid.

De laatste keer dat in de lokale media melding van de vereniging werd gemaakt was in 1963 bij het 50 jarig bestaan van het Centraal Genootschap. Het bestuur, mevrouw A. Godijn-Engels en de heer H van Ekeren lieten toen weten dat door gebrek aan geld de afdeling Zandvoort in haar werk geremd werd. “Wij hopen door uw hulp de uitzending krachtig te kunnen aanpakken”, aldus het laatste bericht van het afdelingsbestuur.

Bronnen.
1. Kinderen in gevaar. De geschiedenis van pedagogische zorg voor risicojeugd. Jaarboek voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs 2007.
2. Zandvoortsche Badcourant 15 juli 1896.
3. Bad Zandvoort. F.Allan. E.J.Bonset Amsterdam-Zandvoort 1968.
4. Tijdschrift voor Geneeskunde no 30 1882.
5. Archief Gemeentebestuur van Zandvoort .Toegangsnummer: 2232 . Nr. 4579. Inkwartiering van de grenspolitie in badhuis Zeeduin aan de Boulevard Paulus Loot, de daaraan verbonden kosten en schadeloosstelling, 1940-1942
6. Bleekneusjes. Vakantiekolonies in Nederland 1883-1970. M.Swankhuizen, K. Schweizer en A.Stoel.Toth Bussum 2003.
7. Gezondheids- en vacantiekolonien in Nederland. Door H. van der Meij. 1908. Zwolle de Erfen J.J.Til.
8. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
9. Gezondheids- en vacantiekolonien in Nederland. Door H. van der Meij. 1908. Zwolle de Erfen J.J.Til.
10. Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Besluitdatum 13-04-2001. Het hoofdgebouw uit 1929 is in 2001 een nationaal monument geworden vanwege de architectuurhistorische waarde als karakteristiek en gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een koloniehuis in een door het functionalisme beïnvloedde stijl. Uit oogpunt van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een ontwikkeling in de vroeg 20e eeuwse jeugd (gezondheids)zorg.
11. Stadsarchief Amsterdam Nr 1495. Notulenboek van het bestuur van de Amsterdamsche Vereeniging voor Gezondheid- en Vakantiekolonies.
12. Idem.
13. Bijzondere Jeugdzorg Noord-Holland/www.archieven.nl.
14. Ter wille van het kind. Vijfenzeventig jaar Centraal Genootschap voor Kinderherstellingsoorden 1901-1976. A.J.G. Strengholt’s boeken
15. www.oudzandvoort.nl/verdwenengebouwen
16. Gezondheids- en vacantiekolonien in Nederland. Door H. van der Meij. 1908. Zwolle de Erfen J.J.Til.
17. Idem
18. NRC 30-07-1920
19. Zandvoortsche. Badnieuws 1899: 24 juni).
20. Zandvoorts Nieuwsblad 20 juli 1956.
21. N-H archief. Sociale Raad te Haarlem. Toegangsnummer 1472. Nr. 382. Stichting Groot Kijkduin (kinderhuis) te Zandvoort, 1931-1948.
22. Zandvoorts Nieuwsblad 1956. Ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan).
23. N-H archief. Sociale Raad te Haarlem. Toegangsnummer 1472.
24. N-H archief. Droste’s Cacao- en Chocoladefabrieken NV te Haarlem. Toegangsnummer 1353. Nr 780. Stukken,foto’s en documentatie betreffende kinderfeesten in Groot-Kijkduin te Zandvoort 1954-1968.
25. Zandvoorts wijzen kwamen uit het oosten. A.E.Spijer.1995 Boekencentrum Zoetermeer.
26. Bron: Gemeenteverslag 1913.
27. Gedenkboek Onderling Hulpbetoon 100 jaar. S.v.d.Bos, K.C. v.d. Meije en M.Weber. Zandvoort 1992.
28. www.oudzandvoort.nl/verdwenen gebouwen. Zandvoorts wijzen kwamen uit het oosten. A.E.Spijer.1995 Boekencentrum Zoetermeer.
29. Zandvoorts Nieuwsblad 29 oktober 1946.
30. Kindersterfte in Nederland J.H. de Haas 1956. Assen, van Gorcum.
31. Ter wille van het kind. 75 jaar Centraal genootschap voor kinderherstellingsoorden, 1901-1977 A.J.G. Strengholt’s boeken..

120 jaar Zandvoortse Kranten van 1881 t/m 2000. Stichting Millenniumviering Zandvoort.


Lees hier de historie van het Ziekenhuis in Zandvoort, door Folkert Bloeme
hier het Kostverloren Wandelpark, periode 1880-1945 , door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van Halte Zandvoort-dorp, door Folkert Bloeme
hier de Begraafplaats in Zandvoort, door Folkert Bloeme
hier de Planontwikkeling Nieuw-Noord, door Folkert Bloeme
hier "De Drie plagen" van Zandvoort, door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van de waterleiding , door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van het Gasbedrijf , door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van de electriciteit in Zandvoort , door Folkert Bloeme
hier Zandvoortse badartsen beschuldigd , door Folkert Bloeme