Het verhaal van de Badkoetsjes


Een badkoets is een kar met twee of vier wielen om badgasten de zee in te rijden. Badkoetsen waren te vinden langs de kusten van Engeland, Duitsland, Nederland en België in de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw. De kar was voorzien van een linnen kap of van een houten hutje met een deur naar de achterkant. De binnenkant was voorzien van een paar banken, een spiegel, ophanghaken voor de kleren en een bellenkoord. Dat laatste was nodig om aan te geven dat men weer naar het strand gereden kon worden. De badkoets werd met badgast en al in zee gereden, soms met behulp van paarden, vaak ook door badknechten of badvrouwen zoals de gewoonte was op Norderney. Langs de Oostzee hadden badkoetsen doorgaans twee wielen, langs de Noordzeekust vier.

Langs de Noordzeekust verschenen ze het eerst in 1778
In het wagentje kon je je omkleden: er hingen een badkostuum en een handdoek klaar. Als je je in het badkostuum had gehesen, klopte je op de wand, het teken dat het paard vertrekken kon. Eenmaal in zee bleef je daar zo'n 40 minuten rondspartelen, afgeschermd voor nieuwsgierige blikken door een zeil, wat ook wel een fatsoenskap genoemd werd, zodat de bader meer privacy had en veelal onder toezicht van ‘n badmeester, die je kon komen helpen als je kopje onder ging (in het reglement stond dat je 'ten alle tijde grond onder de voeten' moest voelen!)

In zee zwemmen was niet gratis. Nee, zo'n heilzaam zeebad inclusief verplicht gebruik van een badkoets, badlinnen, zwembroek en een handdoek kostte maar liefst 40 cent (18 eurocent). Maar als je een abonnement nam voor 15 keer, dan betaalde je slechts f 4,50 (ongeveer € 2,03).

En wat vanzelf sprak: de badkoetsen voor de heren moesten op minstens 30 meter afstand blijven van die voor de dames...

De badkleding van het begin van de negentiende eeuw verschilde vaak niet van de zomerjurken zoals vrouwen die droegen. Het was zware kleding van wol of flanel en het duurde dan ook een hele tijd om de kleding te drogen na een zeebad. Omdat dames er ook in het water vrouwelijk uit wilden zien droegen ze badjurken met een korset dat net als bij gewone jurken stevig dichtgeregen moest worden.

Maar met de jaren werd de badkleding bloter: de halsuitsnijdingen werden lager en er kwamen schouderbandjes. Revolutionair was in 1880 de komst van een badpak uit één stuk met een pantalon.

Het was de eerste keer dat vrouwen een broek droegen! Volgens sommige bronnen, zijn de badkoetsjes uitgevonden omstreeks 1750 door Benjamin Beale in Margat uit Kent. Andere bronnen zeggen dat ze niet in algemeen gebruik waren tot tientallen jaren later. Echter, in Scarborough Openbare Bibliotheek is er een gravure door John Setterington van 1736 waaruit blijkt dat mensen in zee baden en het lijkt een aanwijzing te zijn voor de eerste strandkoetsjes.

De badinrichting van Jacob Termes in Zandvoort was het laatste badbedrijf met de originele badkoetsjes. In 1958 werden deze koetsen definitief opgeruimd na een brand in een loods achter de Brederodestraat.


Info over het copyright Klik hier