De Geschiedenis van het Ziekenhuis in Zandvoort
door Folkert Bloeme

Het eerste ziekenhuis in Zandvoort kwam er op initiatief van de Zandvoortse afdeling ‘het Witte Kruis’ , dat een onderkomen zocht voor besmettelijk zieken. De nieuwe inzichten in de oorzaken van de cholera- en tyfusepidemieën die zich in de 19e eeuw in Nederland voordeden wezen op het belang van hygiëne. Het Witte Kruis, dat in 1875 in Nederland was opgericht, bekwaamde zich op dat terrein.

De Zandvoortse afdeling werd in 1876 opgericht door de gemeentelijk geneesheer Dr. C. Smit en burgemeester J.R. Boerlage (1870-1885). Belangrijke doelstellingen van de vereniging waren de verbetering van de hygiënische toestand in de gemeente en de ondersteuning van de inwoners bij ziekte. Vanaf 1883 stelde het Witte Kruis verpleegmiddelen aan zieken ter beschikking. Als opslagplaats hiervoor werd gebruikt gemaakt van de zolder van het huis van de heer C. v.d. Werff Cz, het hoofd van school A en ook bestuurslid van het Witte Kruis. In 1888 besloot het bestuur van het Noord-Hollandse Witte Kruis om een premielening op haar naam uit te geven die aanzienlijke inkomsten genereerde. Deze extra gelden kwamen de locale afdelingen ten goede. Over de inzet van de middelen ontstond binnen de Zandvoortse afdeling een discussie. Dr C.A. Gerke (gemeentelijk geneesheer van1881-1925 en opvolger van de heer Dr. C. Smit), stelde voor om het Badhuis voor minvermogenden uit te breiden met een winterverblijf voor zieken, maar de toenmalige burgemeester P.N. Engelberts (1887-1892) zag meer heil in een inrichting voor zenuwlijders. De oud-burgemeester J.R. Boerlage pleitte daarentegen voor de bouw van een gasthuis voor besmettelijke zieken. Van geen van deze voorstellen kwam iets terecht. Wat wel gebeurde was de bouw van een magazijn en uitgiftepunt voor verpleegmiddelen aan de Haltestraat, dat in 1891 in gebruik kwam.

Het gebouw was ontworpen door de gemeenteopzichter J. v d. Woord en het werd gebouwd door aannemer J. de Jong voor de somma van fl 2.715, 90. Het gebouw werd in Neorenaissancestijl uitgevoerd, wat nog steeds is te zien aan de topgevel. Aan het gebouw, hoek Haltestraat/Schoolstraat zijn ook de kenmerken van de oorspronkelijke functie te zien. Rechts naast de huidige ingang van de viszaak is op een herplaatste steen te lezen welke bestuursleden de eerste steen hebben gelegd. Het idee van een ziekenhuis keerde toch weer terug op de agenda van het Witte Kruis. In 1899 pleitte ook J. Beeckman (burgemeester 1896-1925) voor de bouw van een barak voor mensen die aan een besmettelijke ziekte leden. De ledenvergadering zag heil in dit idee, en er werd een commissie in het leven geroepen die het bestuur moest gaan adviseren over de verdere uitwerking. De voortgang van de planontwikkeling werd in diverse vergaderingen besproken en de architect Doeglas maakte een ontwerp voor het ziekenhuis waarmee de afdeling kon instemmen.


De leden van de afdeling Zandvoort machtigden het bestuur in 1900 om in Zandvoort een ziekenhuis te bouwen. In 1901 was het gebouw aan de Paradijsweg, thans Dr.Schaepmanstraat nr 23, dat tot 1914 zou dienen als ziekenhuis voor besmettelijke zieken, gereed. De bouwkosten bedroegen fl 6.139,- De noodzakelijke financiering bestond deels uit een jaarlijkse subsidie van de gemeente Zandvoort van fl. 150, uit jaarlijkse bijdragen van contribuanten, en uit leningen.

Van het ziekenhuis werd (gelukkig) niet veel gebruik gemaakt. De kosten waren echter hoog en de vaste contribuanten kwamen niet altijd over de brug met hun bijdragen. De verantwoordelijk ziekenhuiscommissie van het “ Witte Kruis” stuitte daardoor al snel op financiële problemen. Op de vergaderingen van de vereniging in hotel Driehuizen, onder voorzitterschap van Dr. C.A.Gerke, kwam de toestand regelmatig ter sprake en in 1907 werd besloten om het ziekenhuis aan de gemeente te koop aan te bieden. Op 30 april 1907 besloot de gemeenteraad om het verzoek van de vereniging aan het college voor te leggen voor advies. Het college ontraadde daarop om het ziekenhuis onder de door de vereniging gestelde voorwaarden aan te kopen. Wel wilde de gemeente onder nadere voorwaarden de vereniging tegemoet komen door o.a. de gemeentelijke subsidie te verhogen en een bijdrage ineens voor de noodzakelijke veranderingen en verbeteringen van het gebouw te verstrekken. In 1910 kreeg de ziekenhuiscommissie van het bestuur de opdracht om een voorstel in te dienen voor de toekomst van het ziekenhuis en van het magazijn aan de Haltestraat. Het rapport van de commissie werd besproken op de ledenvergadering maart 1911. In het rapport konden de leden lezen hoe het stond met de kwaliteit van het gebouw aan de Paradijsweg, en welke verbeteringen noodzakelijk waren om te voorkomen dat het gebouw geheel onbruikbaar zou worden. Ook de inventaris van het gebouw liet te wensen over, en het rapport adviseerde om de twee kleine eenpersoonskamers te voorzien van nieuw meubilair. De grote zaal zou moeten worden uitgebreid met 3 bedden en een kachel, en ook in de zit- slaapkamer van de verpleegster zou een kachel moeten komen. De totale kosten voor de verbetering van het ziekenhuis en de inventaris werden op fl. 3.290 begroot. De commissie stelde ook voor het gebouw aan de Haltestraat te verkopen en het magazijn over te brengen naar het ziekenhuis.

Het bestuur van de vereniging kon zich niet vinden in de adviezen van de commissie. Het ontraadde de verkoop van het magazijn, en gaf de leden juist in overweging het ziekenhuis te verkopen. Het ziekenhuis was een “luxe paardje” en veel te duur om in stand te houden, vond het bestuur. De leden moesten zich realiseren dat het ziekenhuis slechts 3 keer in gebruik was genomen. Een besluit werd echter niet genomen Bij de oprichting van het ziekenhuis waren er door het bestuur van het “Witte Kruis” verplichtingen aangegaan met de gemeente en het hoofdbestuur van het “ Witte Kruis”. In 1913 besloot het bestuur om het ziekenhuis pas te verkopen wanneer in 1915 een einde zou zijn gekomen aan die verplichtingen.

In 1914 werd het ziekenhuis in gebruik gegeven aan de gemeente. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam namelijk een stroom Belgische vluchtelingen naar ons land, en een deel van hen werd in Zandvoort gehuisvest. Behalve bij particulieren kregen zij onderdak in het Badhuis voor minvermogenden en in de Amsterdamse vakantiekolonie, en ook in het ziekenhuis. In de periode van 10 oktober tot 4 december 1914 verbleven er 55 vluchtelingen.

In 1916 werd het ziekenhuis verkocht aan de “ N.V Maatschappij Villabouw Zandvoort”, en nog in hetzelfde jaar diende de Maatschappij een voorstel in bij de gemeente om het perceel aan de Paradijsweg 23 te mogen verbouwen.

Het “Witte Kruis” loste met de inkomsten van de verkoop van het ziekenhuis de hypotheek af, en betaalde een deel van de verleende subsidie van het hoofdbestuur terug. Het linnengoed van het ziekenhuis ging naar het Diaconiehuis der Nederlands Hervormde Gemeente en naar het Oude Mannen- en Vrouwengasthuis, en het resterende meubilair werd verkocht voor fl. 70, 51.

Het verzoek van de Zandvoortse afdeling van het Witte Kruis om het ziekenhuis te mogen verkopen deed stemmen opgaan in de gemeenteraad om elders een ziekenhuis te bouwen. De situatie aan de Paradijsweg liet geen verdere bebouwing of uitbreiding toe, en dus kwam de raad in 1913 met het idee om ten noorden van de spoorlijn, waar de gemeente grond had aangekocht, een ziekenhuis te bouwen. Toen in 1916 de pokken uitbraken, belegde Zandvoort een bijeenkomst om afspraken te maken over te nemen voorzorgsmaatregelen. Bij dit overleg waren burgemeester en wethouders betrokken, de beide gemeentelijke geneesheren Dr. C.A.Gerke en Dr. P.Varekamp, de inspecteur van de Volksgezondheid D.Hamburger en C.Gunters, lid van de regionale Gezondheidscommissie en woonachtig in Zandvoort. Een van de uitkomsten van dit overleg was het voorstel aan de gemeenteraad om een ziekenbarak te bouwen ten noorden van de spoorbaan waarin pokkenlijders zonodig konden worden geïsoleerd.

Ziekenbarakken.
Mei 1916 besloot de raad tot de bouw van een dergelijke ziekenbarak, maar het duurde tot 1917 voordat die in gebruik kon worden genomen De barak voorzag in 1918 kennelijk in een behoefte want de burgemeester deelde de raad dat jaar mee dat er veel gebruik van werd gemaakt. Besloten werd om Dr C.A. Gerke aan te stellen als leidinggevende voor een bedrag van fl 3,- per dag dat de barak open was. Gerke werd ook verantwoordelijk voor de exploitatie. De patiënten werden door hun eigen arts behandeld, en voor de voedselvoorziening was in dat jaar de heer M.Snijer verantwoordelijk. Tot 1920 was de verpleging kosteloos. Daarna werd een inkomensafhankelijk verpleegtarief ingevoerd op basis van gegevens van de plaatselijke belasting. Mensen met een jaarinkomen tot fl 1.000,- werden kosteloos verpleegd, en mensen met een jaarinkomen boven fl. 4.000 betaalden fl. 5 per dag.

In 1919 werd aan de raad voorgesteld om het aantal barakken te vergroten. Zandvoort kocht twee demontabele barakken voor de somma van fl. 7.000, die in een interneringskamp in Wolfheze hadden gestaan. In Zandvoort werden de geraamtes van de barakken geplaatst, verbouwd en opnieuw ingedeeld. Ter fundering diende de stenen van het oude tolhuis dat op de hoek Zandvoortselaan/Tolweg stond en eerder dat jaar was afgebroken.

Uit een beschrijving van een bezoeker in 1920 valt op te maken dat de oudste barak alleen gebruikt werd voor mensen die met roodvonk waren besmet. Volgens deze bezoeker liet de inrichting van de oudste barak veel te wensen over. Dit in tegenstelling tot de twee nieuwe barakken waar “(..) wie door een van de ziektes overvallen, hier wordt geïsoleerd, het zoo goed heeft als men rederlijkerwijze kan verlangen”.

Er waren in de nieuwe barakken 14 bedden beschikbaar en het aantal kon indien noodzakelijk uitgebreid worden. Het gebouw bestond uit twee afdelingen. Het ene deel was bestemd voor patiënten met difteritis, het andere deel voor patiënten met roodvonk. Er waren een telefoonverbinding, boilers voor warm water, 2 keukens, 2 badkamers en zustervertrekjes; de laatste konden wat gezelliger ingericht, aldus de bezoeker. In 1934 sluiten de gemeenten in de regio Z-Kennemerland een overeenkomst, een gemeenschappelijke regeling, om in de gemeente Haarlem een nieuwe barakken afdeling op te richten voor verpleging bij besmettelijke ziekten. De raad van de gemeente Zandvoort stemde in met dit voorstel waarna geopperd werd om de barakken te slopen, onderzoek te doen naar het gebruik van de barakken als jeugdherberg en weer een ander vond woningbouw op die plek wel een goed idee. Niet bekend is of de regionale opvang ook werkelijk werd gerealiseerd. De barakken in Zandvoort bleven dienst doen en het verpleegtarief, exclusief de geneeskundige behandeling en eventueel medicijngebruik, werd met ingang van 1937 vastgesteld op fl 4,- per dag. Een jaar later werden de barakken beschikbaar gesteld voor de opvang van Joodse vluchtelingen uit Duitsland en in mei 1939 werden de barakken in gebruik genomen door een in Zandvoort tijdelijk gelegerd garnizoen dat in eerste instantie ondergebracht was in het gebouw van “ Ons Huis” aan het Dorpsplein. Na de militaire nederlaag in 1940 werd één barak verhuurd aan de Vrijzinnige Christelijke Jeugdgemeenschap uit Zandvoort. De ruimte werd opgeknapt en op 14 juli 1941 in gebruik genomen.

De grote ziekenbarak.
Vermoedelijk is de grote ziekenbarak na de Tweede Wereldoorlog in gebruik genomen door de buitendienst van de afdeling Publieke Werken Voor deze dienst werd in 1926/1927 een onderkomen gebouwd net over de spoorwegovergang aan de Beltweg (nu ingang begraafplaats/de Tollensstraat) en direct grenzend aan de grote ziekenbarak.

(opslag van strandmateriaal: dossier archief 2232/1434:verbouwing voormalige remise Tollensstraat 59) .

Bekenden met de situatie van toen spreken over een timmerwerkplaats in deze barak, welke dienst heeft gedaan tot het moment dat nieuwe huisvesting voor de buitendienst aan de Kamerlingh Onnesstraat beschikbaar kwam. Dat was in 1972. De grote barak zou na de opening van de nieuwe remise net als de oude remise worden gesloopt, maar kreeg vlak voor de sloop toch nog een laatste nieuwe bestemming.

De sloop ging niet door omdat een groep jongeren in Zandvoort zich hard maakte om voor jonge toeristen een goedkope accommodatie te realiseren. Door de toenemende welvaart in de jaren ’60 gingen er namelijk steeds meer jongeren met vakantie, ook naar Zandvoort. Echter met relatief weinig geld. Er werd door hen geslapen op het strand, in de duinen en langs de openbare weg. Met de toenemende welvaart groeide er onder een deel van de jongeren ook onvrede. Een deel van de jongeren stelden de bestaande gezagsverhoudingen ter discussie en men vroeg zich af waar de gezagsdragers het recht aan ontleenden om over andere te beslissen. Dit kwam in Zandvoort o.a. tot uiting in het begin van de jaren ’70. Toen stond het onderwerp centraal hoe men moest handelen om het toenemende jeugdtoerisme in de badplaats in goede banen te leiden.

Door Release en Logos (jongerenorganisaties) werd in 1970 voorgesteld om het jaren leegstaande voormalige hotel Welgelegen aan de Hogeweg te gebruiken als locatie waar de jonge toerist goedkoop kond overnachten. Release was een alternatieve hulpver leningsorganisatie en in Zandvoort vooral bekend doordat men een pand had gekraakt. Logos was een Zandvoortse club van jongeren met een interkerkelijke achtergrond. Al snel werd deze groep een vernieuwingsbeweging op sociaal en maatschappelijk terrein. Door de Zandvoortse jongeren werd aandacht gevraagd voor het milieu in de gemeente, de positie van politieke gevangenen, producten uit de Derde Wereld en ook wezen zij op de gevaren die waren verbonden aan de wijze van voedselproductie en het gebruik daarbij van chemische bestrijdingsmiddelen. De groep had geen duidelijke structuur: een bestuur ontbrak en dat was volgens de woordvoerders in de beginharen ’70 nu juist de kracht van de organisatie. Door deze vorm kon ieder Logos-lid actuele problemen spontaan aan de orde stellen, aldus Fons Burger en Lou Koper.

Toen bleek dat het voormalige hotel Welgelegen geen haalbare optie was richtte de groep zijn aandacht op de voormalige grote ziekenbarak om daar een jongerenhotel van te maken, een sleep-in. In 1971 kwam het er niet van maar in 1972 werd door het gemeentebestuur van Zandvoort besloten om die barak beschikbaar te stellen voor de opvang van de jonge toeristen die in de zomermaanden Zandvoort kwamen bezoeken. Dit gebeurde pas na een naar Zandvoortse begrippen ongekend emotionele strijd, zowel in als buiten de lokale politiek.

Het voorstel van de Zandvoortse jongeren werd door het gemeentebestuur in eerste instantie negatief beoordeeld. De gemeenteraad was echter van mening dat verdere uitwerking van deze plannen zou moeten plaats vinden en er werd besloten om een werkgroep in het leven te roepen om de vervolgwerkzaamheden uit te voeren. Toen in het voorjaar 1972 een definitief voorstel aan de gemeenteraad werd gepresenteerd - om een subsidie van fl 15.000,- te verlenen en de grote barak beschikbaar te stellen aan de Werkgroep Zomeraccommodatie, om in de barak een sleep-in te beginne waren de politieke partijen, VVD, AR, en BTV, hiertegen fel gekant. De heer Keur van de AR vond net dat jongeren zonder geld, op kosten van de gemeenschap, van de sleep-in gebruik konden maken en achtte het verspilling van gemeenschapsgeld om een door de veterinaire dienst afgekeurde “varkensstal” hiervoor geschikt te maken. Mevrouw Hugenholtz, woordvoerder van de VVD, vond het een bedenkelijk project. Volgens haar stonden het dorp gruwelijke taferelen te wachten, daar zij van mening was dat zo’n sleep-in een jeugdbordeel, infiltratieplaats voor ultra-linkse elementen en een plek voor onzedelijke en losbandige uitspattingen zou worden. De heer Pas van de BTV verwachtte en infiltratie van Algerijnen, Italianen en Duitsers en vreesde voor een chaos. De voorstanders hadden ook hun bedenkingen, maar spraken hun vertrouwen uit in het welslagen van het project. Burgemeester Nawijn was tegen het voorstel, net als wetouder Rudenko. De overige wethouders , Van der Meije en Aukema, steunden het voorstel, waardoor het uiteindelijk door de gemeenteraad werd aangenomen met 11 stemmen voor en 6 tegen Ook buiten de gemeenteraad ontstond de nodige commotie. In een anoniem pamflet werd gewaarschuwd tegen de komst van de sleep-in. Er zou anti-westerse, anti-Amerikaanse en pro-communistische propaganda gevoerd gaan worden em openlijk of bedekt zou het drugsgebruik gestimuleerd worden. Er werd zelf een huis-aan-huis krant verspreid, waarin de heer Duivenvoorde de meningsvorming van de dorpelingen probeerde te beïnvloeden.


Toch werd de oude barak met de door de gemeente verleende subsidie opgeknapt en in de maanden juli en augustus 1972 werd de sleep-in gebruikt om jongeren tegen een laag bedrag onderdak te bieden. In dat jaar werden er ruim 3500 overnachtingen geregistreerd en de Wekgroep sloot dat jaar af met een exploitatieoverschot van Fl 7.000,-.

Mede op basis van het positieve resultaat werd door de gemeente besloten om het gebouw voor drie jaar aan de Werkgroep in exploitatie te geven. Toch voldeed de gang van zaken niet aan de verwachtingen van de groep vrijwilligers, die de aanzet tot het project had gegeven. Die wilde meer zijn dan alleen aanbieder van een goedkope overnachtingplaats, maar daar hadden de gasten weinig oren naar. Om diverse redenen vertrokken de vrijwilligers van het eerste uur, maar met opvolgers, ook van buiten Zandvoort, bleef de barak van een paar jaar in gebruik als sleep-in. In 1978 kwam alsnog de sloophamer.

De kleine barak.
De andere barak aan de v. Lennepweg werd na de oorlog door de gemeente opgeknapt en kreeg diverse bestemmingen. In eerste instantie om verenigingen aan vergaderruimte te helpen. Als snel nam de Nederlands Hervormde Gemeente het gebouw in gebruik voor het houden van samenkomsten, predikbeurten en voor het houden van zondagschool. Ook kreeg het Leder des Heils toestemming om samenkomsten te organiseren en zo vond er op 13 januari 1948 de eerste “ Wijdingsstonde” plaats, onder leiding van Majoor A.G.Schram.

Schooltje.
Eind jaren ‘ 40 ontstaat er in de Zandvoortse gemeenteraad een uitvoerige politieke discussie, een ware schoolstrijd, die te maken had met de eventuele komst van een kleuterschool in Plan Noord en de vraag of dit een openbare of christelijke kleuterschool moet zijn. Ook de locatie maakt onderdeel uit van de discussie. Hoewel er vanwege de zeer slechte staat van het gebouw negatief geadviseerd werd om de barak aan de v. Lennepweg voor dit doel beschikbaar te stellen en er bij de verantwoordelijk wethouder grote twijfels over het toekomstig aantal leerlingen bestonden werd uiteindelijk met 7 stemmen voor (CHU,AR,KVP en AZB) en 5 tegen (PvdA en CPN) besloten om de voormalige barak aan de v. Lennepweg te verbouwen en er een christelijke kleuterschool te starten. Op 2 september 1950 wordt de school bestaande uit 2 lokalen en een tussenruimte, na een grondige verbouwing, geopend. Het aantal kleuters loopt echter snel terug van 36 in 1950 tot 16 in 1958, wat volgens het schoolbestuur het gevolg was van de kwaliteit van het gebouw. Begin jaren “ 60 verhuist de kleuterschool naar een nieuw gebouw aan de J.P. Thijsseweg en krijgt de school een naam “ De Woelwaters”.

Consultatiebureau.
Het gebouw aan de v. Lennepweg wordt vervolgens als consultatiebureau voor zuigelingen en kleuterzorg door een van de Kruisverenigingen in gebruik genomen. Voor de verbouw en inrichtingskosten werd door de gemeenteraad een krediet beschikbaar gesteld van fl 15.550,-. De drie in Zandvoort gevestigde en samenwerkende Kruisverenigingen (Groen, Wit en Oranje) besloten tot een vergaande samenwerking om te komen tot de best mogelijke wijkgezondheidsverzorging voor de Zandvoortse bevolking. Dit resulteerde o.a. in de oprichting van de Stichting Gezondheidscentrum, waarin de besturen van de kruisverenigingen gezamenlijk zitting hadden. Doel van deze stichting was de realisatie van een nieuw en modern Wijkgebouw met daarin o.a. een consultatiebureau voor zuigelingen-, kleuter-, jeugd-, kraam-, bejaarden- en nazorg alsmede magazijn voor uitleenartikelen. Dit gebouw werd in1973 geopend aan het Beatrixplantsoen, naar ontwerp van de Zandvoortse architect G. Sterrenburg. Het gebouw aan de v. Lennepweg kwam door het vertrek van het consultatiebureau weer leeg te staan maar niet voor lang.

Verkenners.
De verkennersgroep St. Willibrord was op zoek naar nieuwe huisvesting vanwege de sloop van hun onderkomen in een bunker. De verkennersgroep ressorteerde onder de Stichting Katholieke Jeugdraad Zandvoort en de stichting verzocht het gemeentebestuur om het lege gebouw te mogen huren. Niet alleen voor de verkennersgroep maar ook voor de padvinders die gebruik maken van de zolder van de Mariaschool en jongeren die gebruik maken van het zijlokaal van de noodkerk in Nieuw-Noord. Het gebouw werd weer verbouwd en aangepast aan de wensen van de verkenners en vervolgens door de gemeente verhuurd aan genoemde stichting voor fl 400,- per jaar. Tot 1985 wordt er van het gebouw “ de Bunker” en de voormalige kweektuin van de gemeente gebruik gemaakt. In mei van dat jaar openden de verkenners een nieuw onderkomen aan de J.P. Thijsseweg.

Wonen. De verkenners moesten uitzien naar een andere locatie omdat er plannen bestonden om op het stuk grond tussen de v.Lennepweg en de begraafplaats woningen te bouwen. Daar was al jaren sprake van, maar in 1984 was het zover, toen bekend werd gemaakt dat op het terrein 33 z.g.n. Slokker-spaar woningen gebouwd zouden gaan worden. De belangstelling voor deze woningen was overweldigend. Het had nogal wat voeten in de aarde alvorens de woningen gebouwd en betrokken konden worden. In die tijd werd in de gemeente een discussie gevoerd over de geluidsoverlast van het circuit en de gevolgen van deze overlast voor nieuwe woningbouw. De inspecteur van de volksgezondheid mengde zich in deze discussie door een bezwaarschrift tegen de bouw van deze woningen in te dienen. Ook andere partijen zoals de Kamer van Koophandel speelden een deuntje mee tot bij de Raad van State. Uiteindelijke kwam het allemaal goed en werden de woningen toegewezen aan diegenen waardoor de doorstroming (achterlaten van een huurwoning) zoveel mogelijk bevorderd zou worden.

Het gebied aan de van Lennepweg, tussen het benzinestation, de begraafplaats en de Tollensstraat , ooit in ontwikkeling genomen voor de bouw van ziekenbarakken, de gemeentelijke Remise met een kweektuin werd een woningbouwlocatie plus een parkeerplaats voor de bezoekers van de begraafplaats

BRONNEN:
Noord-Hollands Archief te Haarlem
Archief Ambachts- en Gemeentebestuur van Zandvoort.
nr 1116 Belgische vluchtelingen 1914-1919
nr 1138 De bouw van een ziekenbarak 1916-1920.
nr 1141 Verslagen omtrent de gezondheidstoestand van de inwoners van Zandvoort 1903-1908.
120 jaar Zandvoortse Kranten 1881 t/m 2000. Uitgave Stichting Millenniumviering Zandvoort.



Lees hier De Geschiedenis van Halte Zandvoort-dorp, door Folkert Bloeme
hier het Kostverloren Wandelpark, periode 1880-1945, door Folkert Bloeme
hier de Begraafplaats in Zandvoort, door Folkert Bloeme
hier de Filantropische instellingen in Zandvoort, door Folkert Bloeme
hier de Planontwikkeling Nieuw-Noord, door Folkert Bloeme
hier de drie plagen van Zandvoort, door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van de waterleiding , door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van het Gasbedrijf , door Folkert Bloeme
hier de geschiedenis van de electriciteit in Zandvoort , door Folkert Bloeme
hier Zandvoortse badartsen beschuldigd , door Folkert Bloeme